Capture d’écran 2020-04-21 à 15.16.23.png

KUBA KUNST, BEKERS EN PRESTIGIEUZE OBJECTEN

De Kuba, wat zoveel betekent als het ‘volk van de bliksem’, verstigden zich in de 16de eeuw tussen de rivieren Sankuru en Kasaï, in het centrum van de huidige democratische republiek Congo. De Kuba zouden vanuit het oosten hebben rondgetrokken in het gebied, dat rijk was aan valleien en rivieren, waar ze op de Europeanen stootten. Hun vlucht bracht hen naar de huidige zone, waar ze invasies van de Luba moesten afslaan.

Het Kuba-koninkrijk omvat allerlei groepen (onder wie: de Ngeendé, de Kété, de Lélé, de Binji, de Dengesé, de Mbuun, …) en werd gesticht door de Bushongo. Die laatste groep eiste de betaling van een bijdrage aan de ‘nyim’, het hoofd van de koninklijke Bushongo-stam. Dankzij de bijdrage die de dorpen betaalden, leefden de koning en zijn hofhouding in een afgesloten paleis: het ‘mushenge’. De koning, die tegelijk aan het hoofd stond van het koninkrijk en de Bushongo-stam, was van goddelijke oorsprong en beschikte over bovennatuurlijke krachten die hij erfde van de voorvaderen of putte uit hekserij. Zo stond hij garant voor een vruchtbare oogst, een succesvolle jacht, de nodige regen en de geboorte van kinderen.

Het koninkrijk van de Bushongo beïnvloedde de Kuba via een specifieke koninklijke kunst, waarbij elke stam een eigen stijl hanteerde. De Kuba blonken uit in prestigieuze objecten voor hoogwaardigheidsbekleders en medewerkers van het hof: doosjes, bekers, pijpen, fluitjes, lepels, kettingen en met motieven versierde plantaardige weefsels (de raffiaweefsels, ook wel ‘fluweel van de Kasaï’ genoemd, en de poederdozen van Ngula zijn maar enkele voorbeelden).

 

De antropomorfe bekers werden rijkelijk en gedetailleerd versierd. De afbeeldingen van gezichten en nekken werden nauwkeurig uitgetekend. Een van de tentoongestelde modellen werd vooraan zelfs met een parel versierd. Het gebruik van dergelijke objecten was voorbehouden aan gezagsdragers en notabelen. De meest complexe versieringen leidden als het ware tot een esthetisch opbod en verleenden de eigenaar extra aanzien. Het lichaam fungeerde als voet, terwijl het menselijk hoofd (let op het krulhaar, de scherpe hoeken aan weerszijden van de scheidingslijn tussen het voorhoofd en het kapsel, de littekens op de slapen die oorspronkelijk bedoeld waren om hoofdpijn te bestrijden, maar langzaam uitgroeiden tot een teken van groepsidentiteit) het reservoir vormde. Sommige bekers hadden ook benen en handen óf twee hoofden.

 

Na het sculpturen van de bekers werden ze door hun ontwerpers toevertrouwd aan vrouwen, die in het atelier hun uitzicht verfijnden door ze in te smeren met palmolie en een rood poeder dat voor een glanzende patina zorgde;

Gewoonlijk werd uit die bekers palmwijn gedronken: een alcoholhoudende drank van natuurlijke gisting op basis van palmsap.

Capture d’écran 2020-04-21 à 15.18.23.png
Capture d’écran 2020-04-21 à 15.17.55.png
 
 
 

 
 
Capture d’écran 2020-04-28 à 15.31.37.png

DE VUURSPUWER

 

‘Trommels weerklinken in het dorp. Een combinatie van geschreeuw en gezang nodigt uit tot een mysterieuze dans. Gezichten blijven achter maskers verborgen, zodat er ook geen gelaatsuitdrukkingen te zien zijn. Aan de bovenkant van dit dierengezicht zien we enkel smalle horens. Gaat het om een antilope, een hyena, een krokodil of een buffel? Dat is moeilijk uit te maken. De woeste blik doorboort iedereen die durft te kijken en houdt kijkers in de ban. Kom niet te dichtbij, misschien wordt u wel gegrepen door de muil met vlijmscherpe tanden! Misschien komen er wel vlammen uit! Vrees en fascinatie zijn in de gesloten groep voelbaar. De eenheid danken we aan de macht van de vuurspuwer.’

 

Het zoömorfe wanyugo-masker beschermt dansers tegen rook en gensters, vandaar de naam ‘vuurspuwer’. Het masker is te herkennen aan de agressieve uitstraling en de muil van een krokodil of een hyena met de slagtanden van een knobbelzwijn. Het werd gebruikt tijdens de initiatieriten van de Bamana, traditioneel ook ‘Poro’ genoemd. 

De Poro is een pijler van het gemeenschapsleven. Hij staat in voor de initiatie en de vorming van jongetjes die hij met het oog op hun opname in de gemeenschap moet opleiden tot sociaal beslagen mannen die in staat zijn hun publieke verantwoordelijkheden op te nemen. De hechte Poro-samenleving onderscheidt drie graden en stuurt aan op broederschap en voortdurende bijstand tussen de leden van eenzelfde leeftijdsklasse. Een niet-geïnitieerde dorpsbewoner wordt verbannen en verliest zijn burgerrechten. 

De helmmaskers worden door de Senufo als gewelddadig gezien. Hun krachten handhaven de sociale orde, leiden begrafenisrituelen en beschermen de geïnitieerde drager tegen ziekte, tegenslag, vijandige acties en antisociale hekserij. Tussen de horens bekvecht een calao-vogel met een aap. De beker vooraan bevat een toverdrankje. Op de helmmond staat een Senufo-standbeeld.

In deze aparte wereld, ‘die krioelt van dierenmotieven en organische materialen in een spectaculaire compositie, worden krachten gevoed dankzij een reeks geregelde offers. De resten daarvan vormen een korst aan de oppervlakte van het masker, dat er daardoor nóg angstaanjagender gaat uitzien.’ (McNaughton, blz. 179-180).